Dutch

Detailed Synonyms for belicht in Dutch

belicht:


Related Words for "belicht":

  • belichte

belicht form of belichten:

belichten verb (belicht, belichtte, belichtten, belicht)

  1. belichten
    belichten; met licht beschijnen
  2. belichten
    verklaren; toelichten; ophelderen; verduidelijken; verhelderen; belichten; accentueren; opklaren
    • verklaren verb (verklaar, verklaart, verklaarde, verklaarden, verklaard)
    • toelichten verb (licht toe, lichtte toe, lichtten toe, toegelicht)
    • ophelderen verb (helder op, heldert op, helderde op, helderden op, opgehelderd)
    • verduidelijken verb (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
    • verhelderen verb (verhelder, verheldert, verhelderde, verhelderden, verhelderd)
    • belichten verb (belicht, belichtte, belichtten, belicht)
    • accentueren verb (accentueer, accentueert, accentueerde, accentueerden, geaccentueerd)
    • opklaren verb (klaar op, klaart op, klaarde op, klaarden op, opgeklaard)
  3. belichten
    belichten; licht laten vallen op

Conjugations for belichten:

o.t.t.
  1. belicht
  2. belicht
  3. belicht
  4. belichten
  5. belichten
  6. belichten
o.v.t.
  1. belichtte
  2. belichtte
  3. belichtte
  4. belichtten
  5. belichtten
  6. belichtten
v.t.t.
  1. heb belicht
  2. hebt belicht
  3. heeft belicht
  4. hebben belicht
  5. hebben belicht
  6. hebben belicht
v.v.t.
  1. had belicht
  2. had belicht
  3. had belicht
  4. hadden belicht
  5. hadden belicht
  6. hadden belicht
o.t.t.t.
  1. zal belichten
  2. zult belichten
  3. zal belichten
  4. zullen belichten
  5. zullen belichten
  6. zullen belichten
o.v.t.t.
  1. zou belichten
  2. zou belichten
  3. zou belichten
  4. zouden belichten
  5. zouden belichten
  6. zouden belichten
diversen
  1. belicht!
  2. belicht!
  3. belicht
  4. belichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze