Dutch
Detailed Synonyms for bezwijken in Dutch
bezwijken:
-
bezwijken
-
bezwijken
bezwijken; in elkaar storten; ondergaan; te gronde gaan-
in elkaar storten verb
-
te gronde gaan verb (ga te gronde, gaat te gronde, gat te gronde, ging te gronde, gingen te gronde, te gronde gegaan)
-
bezwijken
bezwijken; het onderspit delven; tenondergaan; afleggen-
het onderspit delven verb (delf het onderspit, delft het onderspit, delfde het onderspit, delfden het onderspit, het onderspit gedelfd)
-
bezwijken
achteruitgaan; teruggaan; instorten; verteren; bezwijken; verrotten; wegrotten; tenondergaan; vergaan; zinken-
achteruitgaan verb (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
-
-
bezwijken
– eraan doodgaan 1 -
bezwijken
– in elkaar zakken 1 -
bezwijken
– stuk gaan omdat het niet sterk genoeg is 1
Conjugations for bezwijken:
o.t.t.
- bezwijk
- bezwijkt
- bezwijkt
- bezwijken
- bezwijken
- bezwijken
o.v.t.
- bezweek
- bezweek
- bezweek
- bezweken
- bezweken
- bezweken
v.t.t.
- ben bezweken
- bent bezweken
- is bezweken
- zijn bezweken
- zijn bezweken
- zijn bezweken
v.v.t.
- was bezweken
- was bezweken
- was bezweken
- waren bezweken
- waren bezweken
- waren bezweken
o.t.t.t.
- zal bezwijken
- zult bezwijken
- zal bezwijken
- zullen bezwijken
- zullen bezwijken
- zullen bezwijken
o.v.t.t.
- zou bezwijken
- zou bezwijken
- zou bezwijken
- zouden bezwijken
- zouden bezwijken
- zouden bezwijken
diversen
- bezwijk!
- bezwijkt!
- bezweken
- bezwijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze