Dutch

Detailed Synonyms for totaal in Dutch

totaal:

totaal [het ~] noun

  1. het totaal
    het geheel; de volledigheid; de totaliteit; alles; de gezamenlijkheid; de volkomenheid; voltalligheid; het totaal; de eenheid

totaal [het ~] noun

  1. het totaal
    – zonder dat er iets ontbreekt 1
    heel; volledig; het totaal; helemaal; geheel; vol; compleet
    – zonder dat er iets ontbreekt 1
    • heel adj
      • deze puzzel is nog heel1
    • volledig adj
      • hij heeft een volledige baan1
    • totaal [het ~] noun
      • het totale bedrag is 120 gulden1
    • helemaal adv
      • het brood was helemaal op1
    • geheel adj
      • hij was geheel in het zwart gekleed1
    • vol adj
      • zij wacht al een vol uur1
    • compleet adj
      • ik heb de hele serie boeken compleet1
  2. het totaal
    – geheel van getallen 1
    het totaal; de som
    – geheel van getallen 1
    • totaal [het ~] noun
      • het totaal bedraagt 120 gulden1
    • som [de ~] noun
      • de som van 13 en 14 is 271

Related Words for "totaal":

  • totale

Alternate Synonyms for "totaal":


Antonyms for "totaal":


Related Definitions for "totaal":

  1. zonder dat er iets ontbreekt1
    • het totale bedrag is 120 gulden1
  2. geheel van getallen1
    • het totaal bedraagt 120 gulden1

Related Synonyms for totaal