Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. uittorenen:


Dutch

Detailed Synonyms for uittorenen in Dutch

uittorenen:

uittorenen verb (toren uit, torent uit, torende uit, torenden uit, uitgetorend)

  1. uittorenen
    uittorenen; uitrijzen
    • uittorenen verb (toren uit, torent uit, torende uit, torenden uit, uitgetorend)
    • uitrijzen verb (rijs uit, rijst uit, rees uit, rezen uit, uitgerezen)

Conjugations for uittorenen:

o.t.t.
  1. toren uit
  2. torent uit
  3. torent uit
  4. torenen uit
  5. torenen uit
  6. torenen uit
o.v.t.
  1. torende uit
  2. torende uit
  3. torende uit
  4. torenden uit
  5. torenden uit
  6. torenden uit
v.t.t.
  1. ben uitgetorend
  2. bent uitgetorend
  3. is uitgetorend
  4. zijn uitgetorend
  5. zijn uitgetorend
  6. zijn uitgetorend
v.v.t.
  1. was uitgetorend
  2. was uitgetorend
  3. was uitgetorend
  4. waren uitgetorend
  5. waren uitgetorend
  6. waren uitgetorend
o.t.t.t.
  1. zal uittorenen
  2. zult uittorenen
  3. zal uittorenen
  4. zullen uittorenen
  5. zullen uittorenen
  6. zullen uittorenen
o.v.t.t.
  1. zou uittorenen
  2. zou uittorenen
  3. zou uittorenen
  4. zouden uittorenen
  5. zouden uittorenen
  6. zouden uittorenen
diversen
  1. toren uit!
  2. torent uit!
  3. uitgetorend
  4. uittorenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze