Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. vastrijden:


Dutch

Detailed Synonyms for vastrijden in Dutch

vastrijden:

vastrijden verb (rijd vast, rijdt vast, reed vast, reden vast, vastgereden)

  1. vastrijden
    vastrijden; klemrijden
    • vastrijden verb (rijd vast, rijdt vast, reed vast, reden vast, vastgereden)
    • klemrijden verb (rijd klem, rijdt klem, reed klem, reden klem, klem gereden)

Conjugations for vastrijden:

o.t.t.
  1. rijd vast
  2. rijdt vast
  3. rijdt vast
  4. rijden vast
  5. rijden vast
  6. rijden vast
o.v.t.
  1. reed vast
  2. reed vast
  3. reed vast
  4. reden vast
  5. reden vast
  6. reden vast
v.t.t.
  1. heb vastgereden
  2. hebt vastgereden
  3. heeft vastgereden
  4. hebben vastgereden
  5. hebben vastgereden
  6. hebben vastgereden
v.v.t.
  1. had vastgereden
  2. had vastgereden
  3. had vastgereden
  4. hadden vastgereden
  5. hadden vastgereden
  6. hadden vastgereden
o.t.t.t.
  1. zal vastrijden
  2. zult vastrijden
  3. zal vastrijden
  4. zullen vastrijden
  5. zullen vastrijden
  6. zullen vastrijden
o.v.t.t.
  1. zou vastrijden
  2. zou vastrijden
  3. zou vastrijden
  4. zouden vastrijden
  5. zouden vastrijden
  6. zouden vastrijden
en verder
  1. ben vastgereden
  2. bent vastgereden
  3. is vastgereden
  4. zijn vastgereden
  5. zijn vastgereden
  6. zijn vastgereden
diversen
  1. rijd vast!
  2. rijdt vast!
  3. vastgereden
  4. vastrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze