Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. wapperend:
  2. wapperen:


Dutch

Detailed Synonyms for wapperend in Dutch

wapperend:

wapperend adj

  1. wapperend

wapperend form of wapperen:

wapperen verb (wapper, wappert, wapperde, wapperden, gewapperd)

  1. wapperen
    wapperen; fladderen
    • wapperen verb (wapper, wappert, wapperde, wapperden, gewapperd)
    • fladderen verb (fladder, fladdert, fladderde, fladderden, gefladderd)

Conjugations for wapperen:

o.t.t.
  1. wapper
  2. wappert
  3. wappert
  4. wapperen
  5. wapperen
  6. wapperen
o.v.t.
  1. wapperde
  2. wapperde
  3. wapperde
  4. wapperden
  5. wapperden
  6. wapperden
v.t.t.
  1. heb gewapperd
  2. hebt gewapperd
  3. heeft gewapperd
  4. hebben gewapperd
  5. hebben gewapperd
  6. hebben gewapperd
v.v.t.
  1. had gewapperd
  2. had gewapperd
  3. had gewapperd
  4. hadden gewapperd
  5. hadden gewapperd
  6. hadden gewapperd
o.t.t.t.
  1. zal wapperen
  2. zult wapperen
  3. zal wapperen
  4. zullen wapperen
  5. zullen wapperen
  6. zullen wapperen
o.v.t.t.
  1. zou wapperen
  2. zou wapperen
  3. zou wapperen
  4. zouden wapperen
  5. zouden wapperen
  6. zouden wapperen
diversen
  1. wapper!
  2. wappert!
  3. gewapperd
  4. wapperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze