Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. heengegaan:
  2. heengaan:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for heengegaan from Dutch to Swedish

heengegaan:

heengegaan adj

  1. heengegaan (overleden; doodgegaan; dood; gestorven; afgestorven)

Translation Matrix for heengegaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
död dood; sterfgeval; sterfte
ModifierRelated TranslationsOther Translations
avlidet afgestorven; dood; doodgegaan; gestorven; heengegaan; overleden
död afgestorven; dood; doodgegaan; gestorven; heengegaan; overleden dood; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbezield
dött afgestorven; dood; doodgegaan; gestorven; heengegaan; overleden dood; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbezield

Related Words for "heengegaan":

  • heengegane

heengaan:

heengaan verb (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)

  1. heengaan (vertrekken; verlaten)
    avgå ifrån
    • avgå ifrån verb (avgår ifrån, avgick ifrån, avgått ifrån)
  2. heengaan (doodgaan; overlijden; sterven; )
    ; avlida; gå bort; bli dödad
    • verb (dör, dog, dött)
    • avlida verb (avlider, avled, avlidit)
    • gå bort verb (går bort, gick bort, gått bort)
    • bli dödad verb (blir dödad, blev dödad, blivit dödad)
  3. heengaan (weggaan; gaan; vertrekken; opstappen; opbreken)
    bryta upp; gå bort; lämna; avresa
    • bryta upp verb (bryter upp, bröt upp, brutit upp)
    • gå bort verb (går bort, gick bort, gått bort)
    • lämna verb (lämnar, lämnade, lämnat)
    • avresa verb (avreser, avreste, avrest)
  4. heengaan (afreizen; verlaten; wegtrekken; verdwijnen; wegreizen)
    avresa
    • avresa verb (avreser, avreste, avrest)
  5. heengaan (overlijden; sterven; doodgaan; )
    ; gå bort; avlida
    • verb (dör, dog, dött)
    • gå bort verb (går bort, gick bort, gått bort)
    • avlida verb (avlider, avled, avlidit)

Conjugations for heengaan:

o.t.t.
  1. ga heen
  2. gaat heen
  3. gaat heen
  4. gaan heen
  5. gaan heen
  6. gaan heen
o.v.t.
  1. ging heen
  2. ging heen
  3. ging heen
  4. gingen heen
  5. gingen heen
  6. gingen heen
v.t.t.
  1. ben heengegaan
  2. bent heengegaan
  3. is heengegaan
  4. zijn heengegaan
  5. zijn heengegaan
  6. zijn heengegaan
v.v.t.
  1. was heengegaan
  2. was heengegaan
  3. was heengegaan
  4. waren heengegaan
  5. waren heengegaan
  6. waren heengegaan
o.t.t.t.
  1. zal heengaan
  2. zult heengaan
  3. zal heengaan
  4. zullen heengaan
  5. zullen heengaan
  6. zullen heengaan
o.v.t.t.
  1. zou heengaan
  2. zou heengaan
  3. zou heengaan
  4. zouden heengaan
  5. zouden heengaan
  6. zouden heengaan
diversen
  1. ga heen!
  2. gaat heen!
  3. heengegaan
  4. heengaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

heengaan [znw.] noun

  1. heengaan (vertrekken)
    lämna; åka bort

Translation Matrix for heengaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
avresa afreis; vertrek
bryta upp opbreken
creperen
lämna heengaan; vertrekken vertrekken; weggaan
åka bort heengaan; vertrekken
VerbRelated TranslationsOther Translations
avgå ifrån heengaan; verlaten; vertrekken
avlida bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; wegvallen creperen; verrekken; versterven; zieltogen
avresa afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; verdwijnen; verlaten; vertrekken; weggaan; wegreizen; wegtrekken afsteken; afvaren; wegvaren
bli dödad bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen
bryta upp gaan; heengaan; opbreken; opstappen; vertrekken; weggaan afronden; completeren; kraken; laatste gedeelte afmaken; losbreken; openbreken; opensperren; scheiden; uit elkaar gaan; uiteengaan; van elkaar gaan
bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; wegvallen afsterven; creperen; doodgaan; kapotgaan; omkomen; ophouden; overlijden; sterven; uitsterven; verrekken; versterven; zieltogen
gå bort bezwijken; doodgaan; gaan; heengaan; inslapen; omkomen; ontslapen; opbreken; opstappen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; vertrekken; weggaan; wegvallen
lämna gaan; heengaan; opbreken; opstappen; vertrekken; weggaan aanleveren; afbreken; afleveren; afstand doen; afzien; bezorgen; brengen; eraf gaan; leveren; overhandigen; toeleveren; zich verwijderen
åka bort heenkomen

Wiktionary Translations for heengaan:


Cross Translation:
FromToVia
heengaan ; avlida depart — to die
heengaan död mort — arrêt de la vie