Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. onteigenen:


Dutch

Detailed Translations for onteigenen from Dutch to Swedish

onteigenen:

onteigenen verb (onteigen, onteigent, onteigende, onteigenden, onteigend)

  1. onteigenen
    förneka; ta avstånd ifrån; inte kännas vid
    • förneka verb (förnekar, förnekade, förnekat)
    • ta avstånd ifrån verb (tar avstånd ifrån, tog avstånd ifrån, tagit avstånd ifrån)
    • inte kännas vid verb (inte känner vid, inte kännd vid, inte kännt vid)

Conjugations for onteigenen:

o.t.t.
  1. onteigen
  2. onteigent
  3. onteigent
  4. onteigenen
  5. onteigenen
  6. onteigenen
o.v.t.
  1. onteigende
  2. onteigende
  3. onteigende
  4. onteigenden
  5. onteigenden
  6. onteigenden
v.t.t.
  1. heb onteigend
  2. hebt onteigend
  3. heeft onteigend
  4. hebben onteigend
  5. hebben onteigend
  6. hebben onteigend
v.v.t.
  1. had onteigend
  2. had onteigend
  3. had onteigend
  4. hadden onteigend
  5. hadden onteigend
  6. hadden onteigend
o.t.t.t.
  1. zal onteigenen
  2. zult onteigenen
  3. zal onteigenen
  4. zullen onteigenen
  5. zullen onteigenen
  6. zullen onteigenen
o.v.t.t.
  1. zou onteigenen
  2. zou onteigenen
  3. zou onteigenen
  4. zouden onteigenen
  5. zouden onteigenen
  6. zouden onteigenen
en verder
  1. ben onteigend
  2. bent onteigend
  3. is onteigend
  4. zijn onteigend
  5. zijn onteigend
  6. zijn onteigend
diversen
  1. onteigen!
  2. onteigent!
  3. onteigend
  4. onteigenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for onteigenen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
förneka onteigenen afkeuren; afstemmen; afwijzen; afzweren; logenstraffen; loochenen; ontkennen; verloochenen; verwerpen; verzaken
inte kännas vid onteigenen
ta avstånd ifrån onteigenen distantiëren