Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. ontvolken:


Dutch

Detailed Translations for ontvolken from Dutch to Swedish

ontvolken:

ontvolken verb (ontvolk, ontvolkt, ontvolkte, ontvolkten, ontvolkt)

  1. ontvolken
    avfolka
    • avfolka verb (avfolkar, avfolkade, avfolkat)

Conjugations for ontvolken:

o.t.t.
  1. ontvolk
  2. ontvolkt
  3. ontvolkt
  4. ontvolken
  5. ontvolken
  6. ontvolken
o.v.t.
  1. ontvolkte
  2. ontvolkte
  3. ontvolkte
  4. ontvolkten
  5. ontvolkten
  6. ontvolkten
v.t.t.
  1. heb ontvolkt
  2. hebt ontvolkt
  3. heeft ontvolkt
  4. hebben ontvolkt
  5. hebben ontvolkt
  6. hebben ontvolkt
v.v.t.
  1. had ontvolkt
  2. had ontvolkt
  3. had ontvolkt
  4. hadden ontvolkt
  5. hadden ontvolkt
  6. hadden ontvolkt
o.t.t.t.
  1. zal ontvolken
  2. zult ontvolken
  3. zal ontvolken
  4. zullen ontvolken
  5. zullen ontvolken
  6. zullen ontvolken
o.v.t.t.
  1. zou ontvolken
  2. zou ontvolken
  3. zou ontvolken
  4. zouden ontvolken
  5. zouden ontvolken
  6. zouden ontvolken
en verder
  1. heeft ontvolkt
  2. hebben ontvolkt
diversen
  1. ontvolk!
  2. ontvolkt!
  3. ontvolkt
  4. ontvolkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontvolken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
avfolka ontvolken