Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. plakje:
  2. plak:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for plakje from Dutch to Swedish

plakje:


plak:

plak [de ~] noun

  1. de plak (moot; tranche)
    skiva; bit
  2. de plak (medaille)
    medalj
  3. de plak (lijm; kleefstof; kit; plaksel)
    lim
    • lim [-ett] noun
  4. de plak (reep chocolade; staaf; reep; tablet; pastille)

Translation Matrix for plak:

NounRelated TranslationsOther Translations
bit moot; plak; tranche aanbijten; bit; breuk; breukgetal; brok; brokje; deel; eindje; fiche; fractie; fragmentje; gedeelte; groot en dik stuk; homp; klein stukje; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; knauw; part; partje; plakje; schijfje; snippertje; stuk; stukje; suikerklontje
chokladstång pastille; plak; reep; reep chocolade; staaf; tablet
lim kit; kleefstof; lijm; plak; plaksel kleefmiddel
medalj medaille; plak legpenning
skiva moot; plak; tranche album; elpee; feestavond; feestje; fiche; grammofoonplaat; lp; party; plaat; plakje; record; schijfje; viering
stång pastille; plak; reep; reep chocolade; staaf; tablet baton; dwarsbalk; dwarshout; mast; paal; spijl; staaf; staf; stang; stijl; stok; tralie; tuchtroede
VerbRelated TranslationsOther Translations
skiva doorsnijden

Related Words for "plak":


Wiktionary Translations for plak:


Cross Translation:
FromToVia
plak skiva slice — thin, broad piece cut off
plak hugg; ärr balafre — Longue entaille, plaie faite particulièrement au visage.