Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. rekruteren:


Dutch

Detailed Translations for rekruteren from Dutch to Swedish

rekruteren:

rekruteren [znw.] noun

  1. rekruteren (rekrutering)

rekruteren verb (rekruteer, rekruteert, rekruteerde, rekruteerden, gerekruteerd)

  1. rekruteren (werven; aanwerven)
    rekrytera
    • rekrytera verb (rekryterar, rekryterade, rekryterat)

Conjugations for rekruteren:

o.t.t.
  1. rekruteer
  2. rekruteert
  3. rekruteert
  4. rekruteren
  5. rekruteren
  6. rekruteren
o.v.t.
  1. rekruteerde
  2. rekruteerde
  3. rekruteerde
  4. rekruteerden
  5. rekruteerden
  6. rekruteerden
v.t.t.
  1. heb gerekruteerd
  2. hebt gerekruteerd
  3. heeft gerekruteerd
  4. hebben gerekruteerd
  5. hebben gerekruteerd
  6. hebben gerekruteerd
v.v.t.
  1. had gerekruteerd
  2. had gerekruteerd
  3. had gerekruteerd
  4. hadden gerekruteerd
  5. hadden gerekruteerd
  6. hadden gerekruteerd
o.t.t.t.
  1. zal rekruteren
  2. zult rekruteren
  3. zal rekruteren
  4. zullen rekruteren
  5. zullen rekruteren
  6. zullen rekruteren
o.v.t.t.
  1. zou rekruteren
  2. zou rekruteren
  3. zou rekruteren
  4. zouden rekruteren
  5. zouden rekruteren
  6. zouden rekruteren
en verder
  1. ben gerekruteerd
  2. bent gerekruteerd
  3. is gerekruteerd
  4. zijn gerekruteerd
  5. zijn gerekruteerd
  6. zijn gerekruteerd
diversen
  1. rekruteer!
  2. rekruteert!
  3. gerekruteerd
  4. rekruterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rekruteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
rekrytering rekruteren; rekrutering aanwerving; lichting; rekrutering; werving
VerbRelated TranslationsOther Translations
rekrytera aantrekken; aanwerven; rekruteren; ronselen; werven aannemen; aantrekken; adverteren; in dienst nemen; inhuren; werven