Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verbasteren:


Dutch

Detailed Translations for verbasteren from Dutch to Swedish

verbasteren:

verbasteren verb (verbaster, verbastert, verbasterde, verbasterden, verbasterd)

  1. verbasteren (vervormen)
    avarta; degenerera; bli korrupt
    • avarta verb (avartar, avartade, avartat)
    • degenerera verb (degenererar, degenererade, degenererat)
    • bli korrupt verb (blir korrupt, blev korrupt, blivit korrupt)

Conjugations for verbasteren:

o.t.t.
  1. verbaster
  2. verbastert
  3. verbastert
  4. verbasteren
  5. verbasteren
  6. verbasteren
o.v.t.
  1. verbasterde
  2. verbasterde
  3. verbasterde
  4. verbasterden
  5. verbasterden
  6. verbasterden
v.t.t.
  1. heb verbasterd
  2. hebt verbasterd
  3. heeft verbasterd
  4. hebben verbasterd
  5. hebben verbasterd
  6. hebben verbasterd
v.v.t.
  1. had verbasterd
  2. had verbasterd
  3. had verbasterd
  4. hadden verbasterd
  5. hadden verbasterd
  6. hadden verbasterd
o.t.t.t.
  1. zal verbasteren
  2. zult verbasteren
  3. zal verbasteren
  4. zullen verbasteren
  5. zullen verbasteren
  6. zullen verbasteren
o.v.t.t.
  1. zou verbasteren
  2. zou verbasteren
  3. zou verbasteren
  4. zouden verbasteren
  5. zouden verbasteren
  6. zouden verbasteren
en verder
  1. ben verbasterd
  2. bent verbasterd
  3. is verbasterd
  4. zijn verbasterd
  5. zijn verbasterd
  6. zijn verbasterd
diversen
  1. verbaster!
  2. verbastert!
  3. verbasterd
  4. verbasterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verbasteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
degenerera gedegenereerde; ontaarde
VerbRelated TranslationsOther Translations
avarta verbasteren; vervormen
bli korrupt verbasteren; vervormen
degenerera verbasteren; vervormen achteruitgaan; degenereren; ontaarden; verderven; verworden