Dutch
Detailed Translations for verplanten from Dutch to Swedish
verplanten:
-
verplanten
-
verplanten
Conjugations for verplanten:
o.t.t.
- verplant
- verplant
- verplant
- verplanten
- verplanten
- verplanten
o.v.t.
- verplantte
- verplantte
- verplantte
- verplantten
- verplantten
- verplantten
v.t.t.
- heb verplant
- hebt verplant
- heeft verplant
- hebben verplant
- hebben verplant
- hebben verplant
v.v.t.
- had verplant
- had verplant
- had verplant
- hadden verplant
- hadden verplant
- hadden verplant
o.t.t.t.
- zal verplanten
- zult verplanten
- zal verplanten
- zullen verplanten
- zullen verplanten
- zullen verplanten
o.v.t.t.
- zou verplanten
- zou verplanten
- zou verplanten
- zouden verplanten
- zouden verplanten
- zouden verplanten
diversen
- verplant!
- verplant!
- verplant
- verplantend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verplanten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
transplantera | overplanting | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
omplantera | verplanten | enten; overplanten |
transplantera | verplanten | enten; overplanten; transplanteren |
överflytta | verplanten | |
Other | Related Translations | Other Translations |
omplantering | verplanten |