Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. waarmaken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for waarmaken from Dutch to Swedish

waarmaken:

waarmaken verb (maak waar, maakt waar, maakte waar, maakten waar, waargemaakt)

  1. waarmaken
    förverkliga; realisera
    • förverkliga verb (förverkligar, förverkligade, förverkligat)
    • realisera verb (realiserar, realiserade, realiserat)

Conjugations for waarmaken:

o.t.t.
  1. maak waar
  2. maakt waar
  3. maakt waar
  4. maken waar
  5. maken waar
  6. maken waar
o.v.t.
  1. maakte waar
  2. maakte waar
  3. maakte waar
  4. maakten waar
  5. maakten waar
  6. maakten waar
v.t.t.
  1. heb waargemaakt
  2. hebt waargemaakt
  3. heeft waargemaakt
  4. hebben waargemaakt
  5. hebben waargemaakt
  6. hebben waargemaakt
v.v.t.
  1. had waargemaakt
  2. had waargemaakt
  3. had waargemaakt
  4. hadden waargemaakt
  5. hadden waargemaakt
  6. hadden waargemaakt
o.t.t.t.
  1. zal waarmaken
  2. zult waarmaken
  3. zal waarmaken
  4. zullen waarmaken
  5. zullen waarmaken
  6. zullen waarmaken
o.v.t.t.
  1. zou waarmaken
  2. zou waarmaken
  3. zou waarmaken
  4. zouden waarmaken
  5. zouden waarmaken
  6. zouden waarmaken
diversen
  1. maak waar!
  2. maakt waar!
  3. waargemaakt
  4. waarmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for waarmaken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
förverkliga waarmaken bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken
realisera waarmaken bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken

Wiktionary Translations for waarmaken:


Cross Translation:
FromToVia
waarmaken bevisa; attestera; betyga démontrerprouver d’une manière évidente et convaincante.
waarmaken bevisa prouverétablir la vérité de quelque chose par le raisonnement ou par le témoignage.