Summary
Dutch
Detailed Translations for chicaneren from Dutch to English
chicaneren:
-
chicaneren (kleinzielig gedragen)
Conjugations for chicaneren:
o.t.t.
- chicaneer
- chicaneert
- chicaneert
- chicaneren
- chicaneren
- chicaneren
o.v.t.
- chicaneerde
- chicaneerde
- chicaneerde
- chicaneerden
- chicaneerden
- chicaneerden
v.t.t.
- heb gechicaneerd
- hebt gechicaneerd
- heeft gechicaneerd
- hebben gechicaneerd
- hebben gechicaneerd
- hebben gechicaneerd
v.v.t.
- had gechicaneerd
- had gechicaneerd
- had gechicaneerd
- hadden gechicaneerd
- hadden gechicaneerd
- hadden gechicaneerd
o.t.t.t.
- zal chicaneren
- zult chicaneren
- zal chicaneren
- zullen chicaneren
- zullen chicaneren
- zullen chicaneren
o.v.t.t.
- zou chicaneren
- zou chicaneren
- zou chicaneren
- zouden chicaneren
- zouden chicaneren
- zouden chicaneren
diversen
- chicaneer!
- chicaneert!
- gechicaneerd
- chicanerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for chicaneren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
badger | das | |
chicane | gechicaneer | |
nag | geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet | |
pester | bullebak; bullebijter | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
badger | chicaneren; kleinzielig gedragen | aanleiding geven tot; dwarszitten; foppen; harrewarren; in de maling nemen; intimideren; op zijn hart hebben; ophitsen; provoceren; te pakken nemen; terroriseren; tiranniseren; uitdagen; uitlokken; voor de gek houden; vrees aanjagen; wegpesten |
chicane | chicaneren; kleinzielig gedragen | |
nag | chicaneren; kleinzielig gedragen | aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; dwarszitten; etteren; griepen; harrewarren; jennen; klagen; klieren; op zijn hart hebben; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zeiken; zeuren; zieken |
pester | chicaneren; kleinzielig gedragen | dwarszitten; koeioneren; kwellen; narren; op zijn hart hebben; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren; wegpesten |
Wiktionary Translations for chicaneren:
chicaneren
verb
-
to criticise for petty or frivolous reasons