Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. erbij passen:


Dutch

Detailed Synonyms for erbij passen in Dutch

erbij passen:

erbij passen verb (pas erbij, past erbij, paste erbij, pasten erbij, erbij gepast)

  1. erbij passen
    erbij passen
    • erbij passen verb (pas erbij, past erbij, paste erbij, pasten erbij, erbij gepast)

Conjugations for erbij passen:

o.t.t.
  1. pas erbij
  2. past erbij
  3. past erbij
  4. passen erbij
  5. passen erbij
  6. passen erbij
o.v.t.
  1. paste erbij
  2. paste erbij
  3. paste erbij
  4. pasten erbij
  5. pasten erbij
  6. pasten erbij
v.t.t.
  1. heb erbij gepast
  2. hebt erbij gepast
  3. heeft erbij gepast
  4. hebben erbij gepast
  5. hebben erbij gepast
  6. hebben erbij gepast
v.v.t.
  1. had erbij gepast
  2. had erbij gepast
  3. had erbij gepast
  4. hadden erbij gepast
  5. hadden erbij gepast
  6. hadden erbij gepast
o.t.t.t.
  1. zal erbij passen
  2. zult erbij passen
  3. zal erbij passen
  4. zullen erbij passen
  5. zullen erbij passen
  6. zullen erbij passen
o.v.t.t.
  1. zou erbij passen
  2. zou erbij passen
  3. zou erbij passen
  4. zouden erbij passen
  5. zouden erbij passen
  6. zouden erbij passen
diversen
  1. pas erbij!
  2. past erbij!
  3. erbij gepast
  4. erbij passend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for erbij passen