Dutch

Detailed Translations for hoop from Dutch to Swedish

hoop:

hoop [de ~] noun

  1. de hoop (afwachting; verwachting)
  2. de hoop (menigte; bende; schare; )
    massa; gäng; bunt; hord

hoop [de ~ (m)] noun

  1. de hoop (kluit; berg)
    mängd; massa
  2. de hoop (grote hoeveelheid; massa; berg; overvloed)
  3. de hoop (stapel; opeenstapeling; opstapeling)
    hög; trave
  4. de hoop (opeenhoping; berg; bende)
    röra
  5. de hoop (stuk poep; uitwerpsel; keutel; drol)
    skit; skitkorv
  6. de hoop (heleboel; boel)
  7. de hoop (opeenhoping; accumulatie; stapel; ophoping; opeenstapeling)
    ansamling
  8. de hoop (samenscholing; accumulatie; groep; bende; troep)

Translation Matrix for hoop:

NounRelated TranslationsOther Translations
ansamling accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel accumulatie; agglomeratie; cumulatie; cumuleren; massa; opeenhopen; opeenhoping; ophoping; opstapelen; selectie; sortering; stel; verzameling
bunt bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare bos; bosje; bundel; dakstoel; schoof
en hel del boel; heleboel; hoop
en stor del berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed
förhoppning afwachting; hoop; verwachting
förväntan afwachting; hoop; verwachting voorpret
förväntning afwachting; hoop; verwachting
gäng bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare bende; groep jongeren; horde; meute; partij; ploeg; team; troep
hopp afwachting; hoop; verwachting bierhop; hop; sprongen
hord bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep
hög hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel heipaal; schelf; stapeling; terp
ihop sättning accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep
massa bende; berg; drom; hoop; horde; kluit; massa; menigte; schare drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep
massor berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed menigten; menigtes; zwermen
mycket berg; boel; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; massa; overvloed
mängd berg; hoop; kluit aantal; aggregatie; collectie; hoeveelheid; kwantiteit; partij
röra bende; berg; hoop; opeenhoping afdankertjes; allegaartje; bende; bocht; geflikflooi; geklieder; gemier; gerotzooi; gezeur; hutspot; kliederboel; kliederen; knoeierij; mengelmoes; mengvoer; mikmak; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; smerig spul; troep; zooi; zootje
skit drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel beer; bezinksel; dik; drab; drek; droesem; excrementen; fecaliën; feces; galbak; grondsop; kak; mest; moer; poep; schijt; stront; uitscheiding; uitwerpselen; zetsel
skitkorv drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel
stor del boel; heleboel; hoop
trave hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel schelf; stapeling
- boel; massa; stoot; veel
VerbRelated TranslationsOther Translations
röra aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanstoken; belang inboezemen; beroeren; betreffen; bewegen; even aanraken; gaan; mixen; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; roeren; rondroeren; slaan op; toucheren; treffen; verroeren; voelen; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zitten aan; zorg inboezemen
OtherRelated TranslationsOther Translations
mycket ver; veraf; verafgelegen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
hög hard; hoog; hoog geplaatst; hooggelegen; luid; luid klinkend; rijzig
massor talrijk
mycket behoorlijk; behoorlijke; erg; in hoge mate
skit bliksems; shit; verdraaid; verduiveld

Related Words for "hoop":


Synonyms for "hoop":


Antonyms for "hoop":


Related Definitions for "hoop":

  1. grote hoeveelheid, groot aantal1
    • wat een hoop snoepjes heb jij!1
  2. uitwerpselen1
    • er lag een hondehoop op straat1
  3. slordige verzameling dingen1
    • hij gooide de stenen op een hoop1
  4. wens dat er iets gebeurt dat je graag wilt1
    • ik heb goede hoop dat hij weer beter wordt1

Wiktionary Translations for hoop:


Cross Translation:
FromToVia
hoop bunt bundle — colloquial: large amount, especially of money
hoop massa; mängd; hög crowd — group of things
hoop dröm dream — hope or wish
hoop hopp hope — belief that something wished for can happen
hoop förhoppning; hopp hope — person or thing that is a source of hope
hoop förhoppning; hopp HoffnungGlaube an ein erwünschtes, aber nicht wahrscheinliches Ereignis in der Zukunft
hoop hopp HoffnungMensch, Gegenstand oder Handlung, der oder die zu solchem Glauben Anlass gibt
hoop hopp; förhoppning; förväntan espoir — Le fait d’espérer. — usage Pour ce sens, ce mot est rare au pluriel ; on le dit pourtant quelquefois dans la poésie et dans le style soutenu.
hoop hopp; förhoppning; förväntan espéranceaction d’espérer ou résultat de cette action. Se différencie du synonyme "espoir" qui s'inscrit dans le quotidien humain, matériel par sa dimension escathologique.
hoop hop; mängd masseamas de plusieurs parties qui faire corps ensemble.
hoop hop; massa; mängd tas — Multitude de gens amassés ensemble.

hopen:

hopen verb (hoop, hoopt, hoopte, hoopten, gehoopt)

  1. hopen (van hoop vervuld zijn; spinzen; verlangen)
    hoppas; tråna; tråna efter
    • hoppas verb (hoppar, hoppade, hoppat)
    • tråna verb (trånar, trånade, trånat)
    • tråna efter verb (trånar efter, trånade efter, trånat efter)
  2. hopen (op hopen zetten)
    hoppas
    • hoppas verb (hoppar, hoppade, hoppat)
  3. hopen (opeenhopen; accumuleren)
    anhopa; samla ihop; samla på hög
    • anhopa verb (anhopar, anhopade, anhopat)
    • samla ihop verb (samlar ihop, samlade ihop, samlat ihop)
    • samla på hög verb (samlar på hög, samlade på hög, samlat på hög)

Conjugations for hopen:

o.t.t.
  1. hoop
  2. hoopt
  3. hoopt
  4. hopen
  5. hopen
  6. hopen
o.v.t.
  1. hoopte
  2. hoopte
  3. hoopte
  4. hoopten
  5. hoopten
  6. hoopten
v.t.t.
  1. heb gehoopt
  2. hebt gehoopt
  3. heeft gehoopt
  4. hebben gehoopt
  5. hebben gehoopt
  6. hebben gehoopt
v.v.t.
  1. had gehoopt
  2. had gehoopt
  3. had gehoopt
  4. hadden gehoopt
  5. hadden gehoopt
  6. hadden gehoopt
o.t.t.t.
  1. zal hopen
  2. zult hopen
  3. zal hopen
  4. zullen hopen
  5. zullen hopen
  6. zullen hopen
o.v.t.t.
  1. zou hopen
  2. zou hopen
  3. zou hopen
  4. zouden hopen
  5. zouden hopen
  6. zouden hopen
diversen
  1. hoop!
  2. hoopt!
  3. gehoopt
  4. hopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

hopen [de ~] noun, plural

  1. de hopen (stapels)
    högar

Translation Matrix for hopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
högar hopen; stapels bolus
samla ihop samenkomen
samla på hög ophopen; stapelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
anhopa accumuleren; hopen; opeenhopen
hoppas hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
samla ihop accumuleren; hopen; opeenhopen bij elkaar brengen; bij elkaar vegen; bijeenbrengen; bijeenzamelen; concentreren; opeenhopen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; samenbrengen; samenscholen; sparen; vergaren; verzamelen
samla på hög accumuleren; hopen; opeenhopen
tråna hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken; verkwijnen; wegkwijnen
tråna efter hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen

Related Words for "hopen":


Related Definitions for "hopen":

  1. graag willen dat het gebeurt1
    • ik hoop dat je komt1

Wiktionary Translations for hopen:

hopen
verb
  1. wensen, graag zien dat er iets wel of niet voorvalt

Cross Translation:
FromToVia
hopen hoppas hope — to want something to happen, with expectation that it might
hopen hoppas hoffen — zuversichtlich erwarten, in die Zukunft vertrauen
hopen hoppas espérer — (vieilli) soutenu|fr ou Acadie|fr (transitive) attendre la venue de quelqu’un.
hopen hoppas; önska souhaiterformer un souhait.

Related Translations for hoop